Ruth 2:11 gisteren en eergisteren

In de vorige blog kwamen we bij de ontmoeting tussen Boaz en Ruth. Er ontstond een gesprek en Boaz vertelt vervolgens aan Ruth dat hij gehoord heeft dat zij na de dood van haar man met Naomi is meegegaan, om deel te krijgen aan het volk van Naomi.

Ruth 2
10
(…) en zij zei tot hem: Om welke reden vond ik genade in uw ogen, dat u mij aanziet, want ik ben een uitheemse vrouw.
11 En Boaz antwoordde en hij zei tot haar: Er werd mij verteld, ja verteld, al wat jij deed met jouw schoonmoeder, na de dood van jouw man. En jij verliet jouw vader en jouw moeder en het land van jouw geboorte en jij ging naar een volk dat jij gisteren en eergisteren niet kende.

twee dagen
Boaz beschrijft de terugkeer van Naomi, samen met Ruth, die haar vergezelde, en zegt dat Ruth naar een volk is gegaan dat zij gisteren en eergisteren niet kende. Dat lijkt op eerste gezicht een Hebreeuwse uitdrukking, waarmee men zoiets zegt als: “kort geleden” of “enkele dagen geleden”. Maar als we de uitdrukking in de Schrift opzoeken, blijkt die vaak in een zelfde verband gebruikt te worden als in Ruth en een diepere betekenis te hebben.

Als we de uitspraak letterlijk nemen, wordt er gesproken over twee dagen. Ruth heeft zich bij het volk van Naomi gevoegd en heeft een ontmoeting met Boaz na twee dagen. Het concept van twee dagen is een terugkerend gegeven in de bijbelse profetie.

2 Petrus 3
8 Maar laat dit ene niet onopgemerkt zijn door jullie, geliefden, dat één dag bij de Heer is als duizend jaar, en duizend jaar als één dag.

wederkomst
Petrus spreekt hier over de wederkomst (>parousia) van Christus (:4). Er zouden spotters komen die het idee van Zijn komst belachelijk maken (:3) en in dat verband zegt Petrus dat één dag bij de Heer is als duizend jaar, en duizend jaar als één dag. Twee dagen staan voor tweeduizend jaar. Dat is de termijn die zou verstrijken voordat de Heer zou terugkeren.

op de derde dag
Petrus refereert hier onder andere aan de profeet Hosea, die verklaarde dat de Heer na twee dagen, op de derde dag, Israël zou oprichten en levend maken (Hos.6:2). Deze “dagen” moeten gelezen worden als dagen van duizend jaar.

Ook de twee dagen van de term gisteren en eergisteren spreken van de tweeduizend jaar. Tweeduizend jaar bevindt Israël zich in de verstrooiing en na twee dagen, op de derde dag, zal zij een ontmoeting hebben met haar Losser.

Jakob
In Genesis 31 vinden we dezelfde term twee keer (Gen.31:2,5). Daar gaat het over Jakobs verblijf in het buitenland, bij Laban. Jakob als type van Israël, wat ook zijn tweede naam is. Ook hier staan de twee dagen voor de twee millennia waarin Israël zich bevindt onder de natiën. Jakob (>Israël) in het buitenland.

twintig jaar
In hetzelfde hoofdstuk vinden we een vermelding van een andere tijdsperiode. Jakob zegt tot twee keer toe dat hij  twintig jaar bij Laban is geweest (Gen.31:38,41). Ook deze twintig jaar spreken van de twintig eeuwen die Israël in de verstrooiing is.

Toen Jakob het land verliet, ging de zon onder (Gen.28:11) en toen hij twintig jaar later terugkwam, ging de zon op (Gen.32:31). De “nacht” typeert de tijd waarin wij leven en waarin Israël zich bevindt in de diaspora (Matth.25:6; 1 Thess.5:2). Jakob (>Israël) in het buitenland.

door de Jordaan
In Jozua 3 lezen we een geschiedenis waarbij de ark van het verbond door de Jordaan trekt. De ark is een type van Christus en het trekken door de Jordaan een uitbeelding van dood en opstanding. Christus is de eerste die deze weg is gegaan. Het volk Israël volgt de ark op een afstand van ongeveer tweeduizend ellen, die staan voor de tweeduizend jaar.

Er staat nog bij: want jullie passeerden deze weg niet, gisteren en eergisteren (Joz.3:4). Ook hier een vermelding van deze twee dagen, in een vergelijkbare context. Na twee dagen, of: na tweeduizend jaar, zal Israël herleven (Hos.6:2; Rom.11:15).