Satan (9): de koning van Tyrus (Ezechiël 28)

Naast Jesaja 14, de profetie over de koning van Babel, is er een ander hoofdstuk dat altijd genoemd wordt als één van de ‘bewijzen’ dat satan een gevallen engel zou zijn: Ezechiël 28. Wat ik eerder schreef over Jesaja 14, geldt ook voor Ezechiël 28. Het is belangrijk om dit hoofdstuk in het verband te bezien.

oordeel
Het opschrift dat de Statenvertalers boven het hoofdstuk hebben gezet is: profetie tegen den koning van Tyrus. Ezechiël 28 maakt deel uit van een aantal hoofdstukken (25-32) die handelen over oordelen over  volken. De namen staan erbij, precies zoals in Jesaja 14 waar we dat ook zagen bij het hoofdstuk over de koning van Babel.

De hoofdstukken 25-32 gaan over de oordelen over:

  • de Ammonieten (25:1-7)
  • de Moabieten (25:8-11)
  • de Edomieten (25:12-14)
  • de Filistijnen (25:15-17)
  • Tyrus (26:1-28:19)
  • Sidon (28:20-26)
  • Egypte (29-32)

 

profetie
Het betreft hier dus profetieën. En dat is belangrijk, want profetieën zijn voorzeggingen over de toekomst. Het woord profetie betekent letterlijk: van tevoren zeggen. Het zou dan ook vreemd zijn als we in profetieën een verhandeling, of sterker nog, een uitleg vinden over iets uit het verleden, zoals men claimt als men zegt dat het hoofdstuk over de val van satan zou gaan. Profetieën zeggen vooraf iets over wat later gaat plaatsvinden. Ook dit gedeelte uit Ezechiël is profetie, zie 25:2, 28:21, 29:2 en 30:2.

klaaglied
In de hoofdstukken die handelen over Tyrus, wordt maar liefst vier keer gezegd dat het een klaaglied is. In Jesaja 14 werd een spotlied gegeven op de koning van Babel, hier betreft het een klaaglied over Tyrus en de vorst van Tyrus. We kunnen hier dan ook dichterlijke taal verwachten, wat soms wat gezwollen of hoogdravend overkomt. Het gedeelte gaat over verschillende volkeren, Ezechiel 28 over de koning van een volk, of stad: Tyrus. Het gaat niet opeens in een paar verzen tussendoor (28:12-15) over een heel andere figuur dan de koning van Tyrus. Ik moedig iedereen aan om deze hoofdstukken eens (enkele malen) aandachtig door te lezen. Zouden we niet vergiftigd zijn met theologische denkbeelden, dan zouden we niet op het idee komen dat het hier over een ander gaat dan de koning van Tyrus.

Hoofdstuk 27, het hoofdstuk voor het befaamde Ezcehiël 28, vangt zo aan:

Ezechiël 27
1 Het woord van YAHWEH kwam tot mij:
2 En u, mensenkind, hef een klaaglied aan over Tyrus,
3 en zeg tegen Tyrus, dat zetelt bij de toegangen naar de zee, dat met de volken handel drijft in veel kustlanden: Zo zegt mijn Heer YAHWEH: Tyrus, ú hebt gezegd: Ik ben volmaakt in schoonheid.

Tyrus had zélf gezegd: “ik ben volmaakt in schoonheid”. Het zijn de woorden die een hoofdstuk verder worden aangehaald over de koning van Tyrus:

Ezechiël 28
11 Het woord van de HEERE kwam tot mij:
12 Mensenkind, hef een klaaglied aan over de koning van Tyrus, en zeg tegen hem: Zo zegt de Heere HEERE: U, zegel van volkomenheid, vol wijsheid en volmaakt van schoonheid…..

zondeloos?
Hieruit wordt nogal makkelijk geconcludeerd dat het over satan zou gaan, die voor hij satan werd, een volmaakte engel was, zondeloos. Dan zou altijd de vraag moeten zijn: hoe kan een zondeloos, volmaakt wezen dan toch in zonde vallen?

Daarnaast zijn er nogal wat figuren in de bijbel die volmaakt of onberispelijk worden genoemd, terwijl er moreel gezien toch wel wat op aan te merken valt. Noach (Gen.6:9), Jakob (Gen.25:27), Job (Job 1:1,8) en David (2 Sam.22:24).  Zij waren volmaakt of onberispelijk, voor zover een mens dat kan zijn. Ook voor offerdieren, die gaaf of volmaakt moesten zijn, wordt dit woord gebruikt (Lev.3:1,6,9). Het is dus veel te overhaast om hieruit te concluderen dat het niet over de koning van Tyrus kan gaan, maar over een ander wezen.

god of mens?
De koning van Tyrus wordt weliswaar als volmaakt aangeduid, maar Ezechiël 28 spreekt over een mens. Dat wordt tweemaal met nadruk vermeld (:2 en 9). Er wordt ook bij vermeld dat het niet gaat over een god, maar een mens (:2), dus ook niet over Satan die de god van deze aeon wordt genoemd (2 Kor. 4:4).

schip
In Ezechiël 27:4-11 wordt Tyrus vergeleken met een geweldig schip. Uitgebreid wordt beschreven met welke schitterende materialen dit schip gebouwd was. Tyrus was een stad, in eerste instantie gelegen op een eiland, 800 meter uit de kust, in de zee dus. Vandaar de overeenkomst met een schip. Het was een stad, welvarend in de handel, maar het zou ten onder gaan. Die ondergang wordt beschreven in deze hoofdstukken in het beeld van een schipbreuk (Ez.27:26-36). Het was Alexander de Grote die de stad belegerde en puin in de zee stortte om een weg naar het eiland te creëren. Sindsdien is het een schiereiland (bron: Wikipedia).

Ezechiël 28
13 u was in Eden, de hof van God. Allerlei edelgesteente was uw sieraad: robijn, topaas en diamant, turkoois, onyx en jaspis, saffier, smaragd, beril en goud. Het werk van uw tamboerijnen en uw fluiten was bij u. Op de dag dat u geschapen werd, waren ze bereid.

De hof van Eden wordt in de Schrift vaker gebruikt als beeldspraak (Joël 2:3), maar hier is het ook letterlijk. De koning van Tyrus dreef handel in allerlei edelgesteente met de landstreek Eden en zal daar dan ook geweest zijn (Ez.27:22-23).

geschapen
Hier staat, net als in vers 15, dat de koning van Tyrus geschapen is. Hierover wordt vaak gezegd dat het over satan zou gaan, omdat mensen geboren worden en geestelijke wezens geschapen zijn, zo is de redenering. Maar de Schrift zegt dat elk mens door God is geschapen, zelfs vijandige volkeren als de Ammonieten (Ez.21:30). Ook de koning van Tyrus is een schepsel van God.

Ezechiël 28
14 U was een gezalfde, overdekkende cherub, Ik heb u aangesteld. U was op Gods heilige berg, u wandelde te midden van vurige stenen.

cherub
Hier wordt de koning van Tyrus een gezalfde, overdekkende cherub genoemd. Dit moet wel over satan gaan, zo concludeert men. Maar waar wordt satan in de Schrift dan een overdekkende cherub genoemd? Nergens! Dus die redenatie is op niets  gebaseerd. Of het moet op Ez.28:14 zijn, maar dan verklaar je een vers door het vers zelf. Zo kun je alles ‘bewijzen’. Als we ervan uitgaan dat de cherub verband houdt met de hof van Eden en we lezen Genesis 3, dan zijn de cherubs degenen die de hof bewaken (Genesis 3:24) en dus nadrukkelijk niet de satan (de slang).

geestelijk
Voor zover ik dat uit de Schrift versta, is een cherub geen engel of bestaand wezen, maar is het een uitbeelding van iets. Een cherub is in de Schrift een representatie van koningschap (2 Kon.19:15) en heerlijkheid (Ez.10:4). Cherubs komen dan ook voornamelijk voor in verschijningen of visioenen (Ez.10) en in afbeeldingen (Ex.25:18, 1 Kon.6:29). Ik kan dan ook vanuit de Schrift geen andere conclusie trekken dat het aanspreken van de koning van Tyrus als cherub, beeldspraak is die wijst op zijn koningschap en de heerlijkheid die hij van God ontvangen had.
Er staat dan ook: “Ik heb u aangesteld”,  in vers 14. Het is God die de heerschappij van de koninkrijken geeft aan wie Hij wil (Dan.4:17), ook aan deze koning van Tyrus.

heilige berg
Gods heilige berg
is een aanduiding van de berg Sion, in Jeruzalem (Dan.9:16) en ook de plaats van de tempel. Tyrus en de koning van Tyrus, toentertijd koning Hiram, hebben een grote rol gespeeld bij het helpen van de bouw van de tempel. Salomo, de bouwer van de tempel, sloot een verbond met deze koning van Tyrus (1 Kon.5:12). De koning van Tyrus was niet alleen een bondgenoot, maar ook een gelovige gezien zijn getuigenis in 1 Kon.5:7: “Geloofd zij heden YAHWEH, Die David een wijze zoon gegeven heeft over dit grote volk”. De koning van Tyrus zal dan ook toegang hebben gehad tot de tempel en Gods heilige berg. Een toegang die deze koning van Tyrus uit Ezechiël 28 wordt ontzegd (:16).

15 Volmaakt was u in uw wegen, vanaf de dag dat u geschapen werd, totdat er ongerechtigheid in u gevonden werd.

onberispelijk
Deze koning werd ook in vers 12 al onberispelijk genoemd en daar zagen we al dat dit geen synoniem is voor zondeloos en dat er vaker van mensen wordt gesteld dat ze onberispelijk zijn. Ook het feit dat hij geschapen werd, is geen aanwijzing dat het over satan zou gaan, want alle mensen zijn schepselen van God (Ps.89:48), zagen we.

Deze koning van Tyrus was volmaakt in zijn wegen, totdat er onrecht in hem gevonden werd en hij van zichzelf verklaarde dat hij God was (Ez.28:2). Zou hij eerst, net als zijn voorvader Hiram, de God van Israël gediend hebben en later hoogmoedig zijn geworden en zichzelf aan God hebben gelijkgesteld?

de dood van de koning van Tyrus
Niets in deze uiteenzetting wijst erop dat het hier over een ander gaat dan de koning van Tyrus, laat staan over een geestelijk wezen als satan. Deze koning zou een verachtelijke dood sterven, de dood van onbesnedenen (Ez.28:10). Ook dat wekt overigens de indruk dat deze koning een Jodengenoot (proseliet) was en zelf besneden.  Anders zou een ‘dood van onbesnedenen’ niets betekenen en niet verachtelijk zijn.

Maar deze koning van Tyrus zou sterven en worden verteerd (Ez.28:16), namelijk tot as worden. Ook zou hij niet meer zijn tot aan de aeon (:19). Iets dat van satan natuurlijk onmogelijk gezegd kan worden, hij is de god van deze aeon (2 Kor.4:4). Niets in dit hoofdstuk wijst er dan ook op dat het hier over satan zou gaan in plaats van over een mens, integendeel.

De Schrift is duidelijk over de oorsprong van satan. Zie 1 Joh. 3:8, Job 26:13, Gen. 3:1, Jes. 45:6-7, Jesaja 54:16. Waarom zouden we onze toevlucht zoeken tot Schriftgedeelten die spreken over de koning van Tyrus en de koning van Babel en de letterlijke uitspraken die de Schrift doet over Satan negeren?