eerste en tweede komst

Als wij spreken over de komst van Jezus naar de aarde spreken we vaak van een eerste en een tweede komst. Of van Zijn komst en Zijn wederkomst.  Onder Zijn (eerste) komst verstaan we dan Zijn geboorte en wandel op aarde zoals we die beschreven vinden in de evangeliën. Zijn tweede komst, of wederkomst, is Zijn terugkeer in heerlijkheid in de toekomst.

Profetieën oude testament
Wanneer we de profetieën met betrekking tot de komst van de Messias in het oude testament bestuderen, wordt dit onderscheid in een eerste en tweede komst niet gemaakt. In deze profetieën wordt in één adem melding gemaakt van Zijn geboorte op aarde in het verleden en Zijn nog toekomstige heerlijkheid en heerschappij. Bijvoorbeeld in:

Jesaja 9
5 Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op zijn schouder en men noemt hem Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst.
6 Groot zal de heerschappij zijn en eindeloos de vrede op de troon van David en over zijn koninkrijk, doordat hij het sticht en grondvest met recht en gerechtigheid, van nu aan tot aan de eeuw/aeon.

Het eerste gedeelte van vers 5: “Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven”, spreekt van Zijn eerste komst, het vervolg in vers 5 en 6 spreekt van Zijn wederkomst. De komst van de Messias wordt in het oude testament dus gezien als één gebeurtenis. De periode die ertussen ligt, is in de profetieën niet zichtbaar. We zien dit bijvoorbeeld ook in:

Zacharia 9
9 Jubel luide, gij dochter van Sion; juich, gij dochter van Jeruzalem! Zie, uw koning komt tot u, hij is rechtvaardig en zegevierend, nederig, en rijdende op een ezel, op een ezelshengst, een ezelinnejong.
10 Dan zal Ik de wagens uit Efraim en de paarden uit Jeruzalem tenietdoen, ook de strijdboog wordt tenietgedaan; en hij zal de volken vrede verkondigen, en zijn heerschappij zal zich uitstrekken van zee tot zee, en van de Rivier tot de einden der aarde.

Vers 9 is al in vervulling gegaan, zo lezen we in Matth.21:5-6 en Joh.12:14-15. Maar vers 10 spreekt van Zijn toekomstige heerschappij en wacht nog op vervulling. De periode ertussen is verborgen.

Wellicht het mooiste voorbeeld van een onderbreking in de komst van de Messias, wordt gedemonstreerd door Jezus zelf.

Lukas 4
16 En hij kwam te Nazaret, waar Hij opgevoed was, en Hij ging volgens zijn gewoonte op de sabbatdag naar de synagoge en stond op om voor te lezen.
17 En Hem werd het boek van de profeet Jesaja ter hand gesteld en toen Hij het boek geopend had, vond Hij de plaats, waar geschreven is:
18 De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen; en Hij heeft Mij gezonden
19 om aan gevangenen loslating te verkondigen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aangename jaar des Heren.
20 Daarna sloot Hij het boek, gaf het aan de dienaar terug en ging zitten.
21 En de ogen van allen in de synagoge waren op Hem gericht. En Hij begon tot hen te zeggen: Heden is dit schriftwoord voor uw oren vervuld.

Jezus haalt vanaf vers 18 een profetie aan uit Jesaja 61. Hij geeft ook aan dat heden dit Schriftwoord in de oren van Zijn luisteraars is vervuld. Maar de profetie in Jesaja 61 gaat verder, maar wordt door de Heer niet meer gelezen, omdat het spreekt van de toekomst en Hij die woorden bij Zijn eerste komst niet zou vervullen:

Jesaja 61
2 Om uit te roepen een jaar van het welbehagen des Heren….

 

en een dag der wrake van onze God; om alle treurenden te troosten,
3 Om over de treurenden van Sion te beschikken, dat men hun geve hoofdsieraad in plaats van as, vreugdeolie in plaats van rouw, een lofgewaad in plaats van een kwijnende geest. En men zal hen noemen: Terebinten der gerechtigheid, een planting des Heren, tot zijn verheerlijking.

De oudtestamentische profeten spreken van het lijden dat op Christus zou komen en de heerlijkheid die hem daarna ten deel zou vallen (1 Petr.1:11). De tijd die daartussen ligt, was verborgen. Het is de periode waarin wij leven. Het is Paulus die later deze huishouding van de verborgenheid (of: geheimenis, zie NBG) mocht bekendmaken (Rom.16:25-26, Ef.3:9, Kol.1:26).