de steen

Het Hebreeuwse woord eben betekent steen. Dit woord is een samenvoeging van twee andere woorden. Het eerste deel is ab, dat vader betekent (denk aan abba), het tweede deel is ben en dat betekent zoon. In het Hebreeuws is de steen dus een voorstelling van de eenheid van Vader en Zoon. De steen of rots in de Schrift is dan ook een uitbeelding van wat God de Vader doet in en door Zijn Zoon, Christus Jezus. Bakstenen zijn hierop de uitzondering. Die spreken niet van wat God doet door de Zoon, maar wat een mens zelf probeert te bewerken, er zelf van bakt….

Een paar voorbeelden van stenen of rotsen in de Schrift:

Genesis 28
18 Daarna stond Jakob ’s morgens vroeg op. Hij nam de steen waar hij zijn hoofdkussen van gemaakt had, zette die overeind als een gedenkteken en goot er olie op.

Jacob stond op, richtte de steen op, zodat de steen ook opstond en goot er olie overheen. Hiermee werd deze steen een opgestane gezalfde (Hebr. Messias).

Exodus 17
12 De handen van Mozes werden echter zwaar; daarom namen zij een steen en legden die onder hem, zodat hij erop kon gaan zitten. Aäron en Hur ondersteunden zijn handen, de een aan de ene en de ander aan de andere kant.

Mozes ruste op de steen, een uitbeelding van Christus. Zijn handen werden ondersteund door Aäron, de hogepriester, en Hur, beeld van Gods geest (Ruach, dat geest betekent is een anagram van Hur). Zo werd de overwinning op de vijand behaald.

Exodus 20
25 Maar als u voor Mij een stenen altaar maakt, mag u dit niet bouwen van gehouwen stenen, want als u ze met uw houweel bewerkt, ontheiligt u ze.

Een altaar is een verhoging van stenen en is daardoor altijd een uitbeelding van de verhoogde Christus. Een altaar zou niet gemaakt worden van bewerkte stenen, want men kan niet tot God naderen door eigen werken, maar slechts door Christus.

1 Samuël 17
49 Vervolgens stak David zijn hand in de tas, nam daar een steen uit, slingerde die weg, en raakte de Filistijn daarmee tegen zijn voorhoofd, zodat de steen in zijn voorhoofd drong en hij met zijn gezicht ter aarde viel.

David koos vijf stenen (:40). De vijf is een uitbeelding van verborgenheden en van genade. Met deze steen, die een beeld is van de Zoon van David, overwon David de vijand.

Psalm 118
22 De steen die de bouwlieden verworpen hadden, is tot een hoeksteen geworden.

Petrus geeft in Handelingen 4 commentaar op dit vers en zegt tegen Israëls leidslieden dat zij de bouwlieden zijn en Christus de steen is, die zij verworpen hebben. God bouwt met die Steen een heel nieuw bouwwerk, de ecclesia (Ef.2:20).

Daniël 2
34 Hier keek u naar, totdat er, niet door mensenhanden, een steen werd afgehouwen. Die trof dat beeld aan zijn voeten van ijzer en leem, en verbrijzelde die.
(…)
35 Maar de steen die het beeld getroffen had, werd tot een grote berg en vulde de hele aarde.
(…)
44 In de dagen van die koningen zal de God van de hemel echter een Koninkrijk doen opkomen dat voor de aeonen niet te gronde zal gaan en waarvan de heerschappij niet op een ander volk zal overgaan. Het zal al die andere koninkrijken verbrijzelen en tenietdoen, maar zelf zal het voor de aeonen standhouden.
45 Daarom hebt u gezien dat, niet door mensenhanden, uit de berg een steen werd afgehouwen, die het ijzer, brons, leem, zilver en goud verbrijzelde.

Hier wordt het beeld van Nebukadnezar beschreven dat een uitbeelding is van de koninkrijken van deze aarde. God zal deze koninkrijken teniet doen en een Koninkrijk oprichten dat heel de aarde zal beslaan, uitgebeeld door de steen die zonder mensenhanden werd afgehouwen en de hele aarde vulde.

Lukas 24
2 Zij nu vonden de steen afgewenteld van het graf.

De steen, die voor het graf geplaatst was door de overheden, was weggewenteld. Een uitbeelding van de grootste omwenteling in de geschiedenis: de opstanding van Christus! Hier werd de dood overwonnen en eens zal die dood volledig teniet gedaan worden (1 Kor.15:26; 2 Tim.1:10). We zijn steenrijk!