“samen-met-Christus” in de brieven van Paulus

Aan Paulus was een geheim bekendgemaakt dat tot dat moment verborgen was gebleven. Tot dan was Israël het uitverkoren volk van God geweest en wanneer de natiën zouden gaan delen in Gods zegeningen, zou dit gaan via een gelovig Israël. Maar nu maakte Paulus bekend dat door de misstap van Israël redding naar de natiën ging. De natiën zouden niet delen in de zegeningen van Israël, door bij Israël ingelijfd te worden, maar zij zouden ingelijfd worden in Christus, de Messias van Israël. De natiën zouden delen in de beloften en zegeningen die Zijn deel zijn.

samen
Paulus zegt dit in zijn brieven op vele plaatsen en op veel manieren. Hij gebruikt daar vaak woorden voor die beginnen met het Griekse woord: sun-, sug-, of sum-, dat letterlijk samen- betekent, daarachter volgt het onderwerp wat het betreft. In de vertalingen meestal weergegeven met mede-. Bijvoorbeeld: mede-gekruisigd, mede-begraven, mede-opgewekt. Letterlijk dus: samen-gekruisigd, samen-begraven en samen-opgewekt. Met recht: samen-stellingen dus. De vraag die we altijd zouden moeten stellen, is: samen met wie? En dat is in de eerste plaats: samen met Christus. Daarnaast is het ook samen met onze mede-gelovigen. Zij delen immers in dezelfde zegeningen en positie.

opsomming
In deze blog wil ik een opsomming geven van de Schriftplaatsen waar Paulus samenstellingen gebruikt met samen- en ook de losse voorkomens van samen met.  Lees ze en zie wat wij allemaal ontvangen in Hem, tel je zegeningen! Dit zijn de voorkomens die ik heb gevonden.

  • samen-stierven: 2 Tim. 2:11
  • samen-opgewekt: Ef. 2:6; Kol. 2:12, 3:1
  • samen(doen)-zitten in de hemel: Ef. 2:6
  • samen-begraven: Rom. 6:4; Kol. 2:12
  • samen-levend-gemaakt: Ef. 2:5, Kol. 2:13
  • samen met Christus: Rom. 6:4; Fil. 1:23; Kol. 2;20, 3:1
  • samen met Hem: Rom. 8:32; 2 Kor. 13:4; Kol. 2:13, 3:4; 1 Thess. 5:14
  • samen met Jezus: 2 Kor. 4:14
  • samen-geplant: Rom. 6:5
  • samen-heersen: 2 Tim. 2:11
  • samen met de Heer: 1 Thess. 4:17
  • samen-(met Hem zullen) leven: Rom. 6:8; 1 Thess. 5:10; 2 Tim. 2:11
  • samen-gekruisigd: Rom. 6:6; Gal. 2:20
  • samen-lot-bezitters: Rom. 8:17; Ef. 3:6
  • samen-lichaam (samen tot het lichaam behorenden): Ef. 3:6
  • samen-deelhebbers van de belofte in Christus Jezus: Ef. 3:6
  • samen-lijden: Rom. 8:17; 1 Kor. 12:26
  • samen-verheerlijkt-worden: Rom. 8:17
  • samen-verbonden-worden: Ef. 2:21
  • samen-gebouwd-worden: Ef. 2:22

Laat het me weten als je er één vindt die ontbreekt.