Eerder hebben we gezien hoe de roeping van Jona, zijn ongehoorzaamheid en zijn gehoorzaamheid na de tweede keer dat hij geroepen wordt door God, een uitbeelding zijn van de roeping van Israël. In deze blog wil ik stilstaan bij de gebeurtenissen tussen deze twee roepingen. Waar spreekt dat van?
Tarsis en Tarsus
Jona vlucht weg als God hem roept (1:3). Zijn doel is om te vluchten naar Tarsis, waarvan de naam vrijwel hetzelfde is als de geboorteplaats van de apostel Paulus (!), de apostel van de natiën: Tarsus (Hand.22:3). Tarsis lag volgens de traditie in Spanje. Opvallend is ook dat Paulus van plan was om naar Spanje te gaan (Rom.15:24,28). Deze periode tussen de twee roepingen van Jona heeft alles te maken met hoe redding naar de natiën ging.
Jafo
Om op een schip te komen, gaat Jona naar de havenstad Jafo (in de bijbel ook wel Joppe genoemd). De zee is een uitbeelding van de natiën en een havenstad is een poort naar die zee. Illustratief is dat wanneer redding voor het eerst naar een niet-Jood gaat, naar de hoofdman Cornelis in Handelingen 10, het Petrus is die hier bij wijze van spreken de poort openzet naar de natiën. Petrus moet vanuit Jafo naar Cornelius komen en van Jafo wordt er uitdrukkelijk bij vermeld dat het bij de zee ligt (Hand.10:32).
redding naar de natiën
Ook Jona komt, via Jafo, terecht op de zee. Het is een uitbeelding van hoe redding (Christus), via Jafo, naar de natiën ging. “….dit geheim onder de natiën: Christus onder jullie..” (Kol.1:27). Petrus zet dus, komend vanuit Jafo, de poort naar de volkerenzee open. Dat doet hij in Cesarea, ook al een havenstad. Later in Handelingen speelt deze havenplaats Cesarea nog een grote rol in de geschiedenis van de apostel Paulus. Aan het einde van het boek Handelingen tekent zich dan de terzijde stelling van Israël steeds sterker af en komt Gods reddingsplan met de natiën steeds prominenter in beeld:
Handelingen 28
28 Laat het, dan, aan jullie bekend zijn, dat deze redding van God tot de natiën werd gezonden, en zíj zullen horen.
Jona’s ongehoorzaamheid is een uitbeelding van de ongehoorzaamheid van het Joodse volk. Het is door hun ongehoorzaamheid dat de natiën ontferming verkrijgen:
Romeinen 11
30 Want net zoals jullie eens ongehoorzaam waren aan God, maar nú ontferming verkregen door hun ongehoorzaamheid….
rust
Wanneer Jona met het schip op zee is, ontstaat er een grote storm. De zee die in beroering is, is een beeld van het woeden van de natiën (Ps.2:1). Jona, die ook een uitbeelding is van Christus, slaapt onderin het schip (1:5). Natuurlijk kunnen we hier de conclusie uit trekken dat wie met Jona, Christus (Marc.4:35-41) of met Paulus (Hand.27) in het schip is, niet hoeft te vrezen, maar zal worden gered. Ook al stormt het nog zo hard, ook al zijn de omstandigheden in ons leven nog zo zwaar, Hij is erbij. En Hij rust, want Hij overziet alles en beschikt. Daarnaast is het slapen van Jona, ook een beeld van de positie van Israël in de tegenwoordige tijd: dood, ont-slapen.
geloof
Maar juist op zee gaan door de ongehoorzaamheid van Jona, heidenen geloven in de God van Israël. Nadat het is gaan stormen en de zeelieden tevergeefs hun eigen goden hebben aangeroepen, werpen ze het lot en dat valt op Jona. Als Jona zich moet bekendmaken, zegt hij dat hij YAHWEH dient, de God van de hemel, Die de zee en het droge gemaakt heeft (1:9). Daar schrikken de mannen van. De stormwind en de golven hebben immers alles met de hemel en de zee te maken. Zij geloven wat Jona zegt en daarmee in de ene God, YAHWEH:
Jona 1
16 En de mannen vrezen YAHWEH met grote vrees, en zij offeren aan YAHWEH een slachtoffer en zij beloven plechtig plechtige beloften.
Op zee komen door de ongehoorzaamheid van Jona, heidenen tot geloof. Een schitterend plaatje van onze tegenwoordige tijd waarin Gods handelen met Israël tijdelijk gepauzeerd is en God zich een volk verzamelt uit de natiën. Israël is in het graf, in de zee. Of in de buik van de vis, die in Jona 2 wordt vergeleken met het dodenrijk. Nu doet God een ander werk, onder de natiën. Maar in de toekomst, na drie dagen, zal Israël alsnog opstaan (Jona 2:10, Hos.6:2).