Genesis 42:1-5 tien broers van Jozef

Genesis 41-45 beschrijft uitgebreid hoe het huis van Jakob komt tot Jozef. Jozef, die hun broeder is en verhoogd is als koning, maar die door hen nog niet als zodanig herkend wordt. Jozef voert de regie in deze geschiedenissen en stelt zijn broers op de proef. Het is een illustratie van de periode die in de nabije toekomst zal aanvangen en die de tijd van benauwdheid voor Jakob (Jer.30:7) wordt genoemd. Deze tijd is bedoeld om het huis van Jakob tot bekering (geloof) te brengen en dat is dan ook waar deze periode van grote verdrukking in uitloopt: de bekering van Israël. De Ware Jozef zal eerst niet door hen herkend worden (Zach.13:6), maar uiteindelijk zal Hij zich aan hen bekend maken (Zach.12:10; Opb.1:7).

Genesis 42
1 En Jakob ziet, dat er in Egypte graan was, en Jakob zegt tot zijn zonen: Waarom zien jullie elkaar aan?
2 En hij zegt: Zie, ik heb gehoord, dat er graan in Egypte is. Daalt af daarheen en koopt daar koren voor ons, opdat wij leven en niet sterven.
3 En tien broers van Jozef dalen af om in Egypte koren te kopen.
4 En Jakob zond Benjamin, Jozefs broer, niet met zijn broers mee, want hij zei: Opdat hem geen ongeluk zal overkomen.
5 En te midden van degenen die kwamen om koren te kopen, zijn ook de zonen van Israël, want er was hongersnood in het land van Kanaän.

Benjamin
Het huis van Israël zal in de grote verdrukking (Hand.7:11) hun broeder, die zij verworpen en overgeleverd hebben, moeten leren kennen door beproeving en verdrukking heen. Het zijn dan ook de tien broers die tot Jozef gaan om koren te kopen. Deze tien broers zijn degenen die Jozef in de put hadden gegooid en verkocht naar Egypte. Benjamin was daar niet bij.

gelovig overblijfsel
Benjamin is een uitbeelding van het gelovig overblijfsel van Israël. Hij had dezelfde moeder (oorsprong) als Jozef. In het nieuwe testament komen we slechts één iemand tegen uit de stam van Benjamin en dat is Paulus (Rom.11:1; Fil.3:5). In Romeinen 9-11 gaat Paulus nader in op de positie van Israël. Zij zijn als volk terzijde gesteld, maar in de toekomst zal God de draad met dit volk weer oppakken en zal alsnog geheel het volk tot bekering komen (11:26). Maar ook in deze huidige tussentijd, waarin God zich een volk verzamelt uit de natiën zonder onderscheid, zijn er gelovige Israëlieten. Er is een overblijfsel en Paulus verklaart nadrukkelijk dat hij uit de stam van Benjamin is en behoort tot het gelovig overblijfsel van Israël. Dat is dan ook waar Benjamin voor staat.

Romeinen 11
1 Ik zeg, dan: God verstoot Zijn volk toch niet? Volstrekt niet! Want ik ben ook een Israëliet, ik ben uit het zaad van Abraham, van de stam Benjamin.
(…)
5 Zó is er dan ook in de tegenwoordige tijd een overblijfsel geworden naar de uitverkiezing van genade.

De tien broers die afreizen zonder Benjamin, zijn een uitbeelding van het ongelovige huis van Jakob dat door verdrukking en beproeving tot erkenning moet komen van Hem die zij hebben overgeleverd en dood gewaand, maar Die leeft.