Genesis 44:18-34 Juda’s belijdenis

Nu volgt de toespraak van Juda. Wat moet dit een geweldig moment geweest zijn voor Jozef. We lezen vanaf 45:1 dat Jozefs emoties hem overweldigen en dat deze belijdenis van Juda tot stand brengt dat Jozef zich aan zijn broers bekendmaakt. Juda, die zijn broers vertegenwoordigt, is werkelijk veranderd, zo blijkt uit zijn belijdenis! Het is een lange toespraak die hij geeft, die te mooi is om in stukken te knippen en daarom bespreek ik het gedeelte graag in één keer.

Genesis 44
18 En Juda kwam naderbij tot hem en hij zegt: O! mijn heer, laat, alsjeblieft, jouw dienaar een woord in de oren van mijn heer spreken, en laat jouw toorn niet ontbranden tegen jouw dienaar, want jij bent als Farao.
19 Mijn heer heeft aan zijn dienaren gevraagd, zeggend: Hebben jullie nog een vader of een broer?
20 En wij zeiden tot mijn heer: Wij hebben een oude vader en een jongen van zijn ouderdom. En zijn broer is dood; en hij is over, alleen hij, van zijn moeder. En zijn vader heeft hem lief.
21 En jij zegt tot jouw dienaren: Doet hem afdalen tot mij, en dat ik hem zie.
22 En wij zeggen tot mijn heer: De jongen kan zijn vader niet verlaten, want als hij zijn vader verlaat, dan zal deze sterven.
23 En jij zegt tot jouw dienaren: Indien jullie jongste broer niet met jullie afdaalt, zullen jullie mijn gezicht niet meer zien.
24 En het is als wij naar jouw dienaar, mijn vader, waren opgegaan, dat wij hem de woorden van mijn heer vertellen.
25 En onze vader zegt: Keert terug en koopt voor ons een weinig voedsel.
26 En wij zeggen: Wij kunnen niet afdalen. Indien onze jongste broer bij ons is, dan dalen wij af; want wij kunnen het aangezicht van de man niet zien, wanneer onze jongste broer niet bij ons is.
27 En jouw dienaar, mijn vader, zegt tot ons: Jullie weten, dat mijn vrouw voor mij twee zonen heeft gebaard.
28 En de ene gaat uit, weg van mij, en ik zeg: Ja, hij is in stukken gescheurd, ja, in stukken gescheurd. En ik heb hem niet gezien tot nu toe.
29 En indien jullie ook deze van mij wegnemen, en er overkomt hem een ongeluk, dan zullen jullie mijn grijze haar met kwaad naar het dodenrijk doen neerdalen.
30 En nu, wanneer ik bij jouw dienaar, mijn vader, kom, en de jongen is niet bij ons, (zijn ziel is verbonden aan zijn ziel),
31 dan zal het worden, als hij ziet, dat de jongen er niet is, dat hij zal sterven, en jouw dienaren zullen het grijze haar van jouw dienaar, onze vader, met kwelling naar het dodenrijk doen neerdalen.
32 Want jouw dienaar is borg geworden voor de jongen bij mijn vader, zeggend: Indien ik hem niet tot jou terugbreng, dan zal ik al mijn dagen tegenover mijn vader schuldig staan.
33 En nu, laat alsjeblieft jouw dienaar in de plaats van de jongen als dienaar voor mijn heer achterblijven, en laat de jongen opgaan met zijn broers.
34 Want hoe zal ik naar mijn vader opgaan, wanneer de jongen niet bij mij is? Want ik kan het kwaad niet aanzien, dat mijn vader zou treffen.

Genesis 45
1 En Jozef kon zich niet langer beheersen voor allen die bij hem opgesteld stonden, en hij roept: Doet allen van mij weggaan! (…)

Juda’s bekering
In Gen.37:32 lees je nog dat de broers een list verzinnen en Jozefs veelkleurig gewaad in het bloed van een dier dopen en zij zenden het gewaad naar Jakob. Ze wisten van Jakobs grote liefde voor Jozef, maar namen niet eens zelf de moeite om Jakob de boodschap te brengen dat Jozef dood zou zijn. Maar nu stelt Juda als woordvoerder, zijn vaders belang boven dat van henzelf. Hij doet er alles aan om Benjamin terug te brengen bij zijn vader, ook al kost hem dat zijn eigen leven.

ik heb hem niet gezien tot nu toe
Er is nog iets bijzonders aan de woorden van Jakob, die geciteerd worden door Juda. Jakob zegt: “En ik heb hem niet gezien tot nu toe”. Natuurlijk kunnen we dit wegredeneren door te zeggen dat Jakob zag op de opstanding. Maar we lezen ook van Jakob na het vertellen van Jozefs dromen: en zijn vader bewaarde het woord. Hoe bewust Jakob zich geweest is van zijn eigen woorden, weten we niet, maar hij zegt: “en ik zeg: Ja, hij is in stukken gescheurd, ja, in stukken gescheurd.” Maar God had gezegd dat Jozef zou heersen over zijn familie. Jozef had gedroomd en Jakob kende de betekenis van deze dromen (37:10) en hoewel we daar verder niets van lezen, behalve dat hij deze woorden van Jozef bewaarde, zien we hier dat er geloof was bij Jakob dat hij Jozef terug zou zien. Jakob wist van Gods beloften en hij zal daar toch ongetwijfeld nog aan teruggedacht hebben.

Israëls bekering
De totale ommekeer bij Juda en zijn broers, is een schitterend plaatje van de bekering van het Joodse volk in de toekomst. Zij zullen door grote verdrukking aan zichzelf worden bekendgemaakt en besef krijgen van het onrecht dat zij hun broeder Jezus Christus hebben aangedaan. Zij zullen de naam van JAHWEH aanroepen (Joël 2:32; Zach.13:9), Hij zal verschijnen (Zach.14:4) en Hij zal zich aan hen bekendmaken (Zach.13:6). Dan zullen zij hun ongerechtigheid erkennen en belijdenis doen van hun liefde voor de Vader, zoals Juda dit hier doet. Dan zal de Heer zich aan hen bekendmaken en zullen zij Hem belijden als hun Messias! (Jes.53; Zach.12:10)