Genesis 44: 12-17 Juda’s ommekeer

De beker van Jozef wordt gevonden bij Benjamin. De broers hadden gezegd dat zij onschuldig zijn en dat degene bij wie de beker gevonden zou worden, zou sterven en de anderen Jozefs slaven zouden zijn (:9). Jozef is genadiger en zijn huismeester zegt dat slechts degene bij wie de beker wordt gevonden, tot slaaf zou worden (:10).

Genesis 44
12 En hij doorzoekt, hij begon bij de oudste en hij eindigde bij de jongste. En de kegelvormige beker wordt gevonden in de tas van Benjamin.
13 En zij scheuren hun klederen, en ieder belaadt zijn ezel, en zij keren terug naar de stad.
14 En Juda en zijn broers komen in het huis van Jozef, waar hij nog was, en zij vallen vóór hem ter aarde.
15 En Jozef zegt tot hen: Wat is dat voor daad, die jullie gedaan hebben? Wisten jullie niet, dat een man als ik voortekenen uitleg, ja, voortekenen uitleg?
16 En Juda zegt: Wat zullen wij tot mijn heer zeggen? Wat zullen wij spreken? En waarmee kunnen wij ons rechtvaardigen? De God heeft de verdorvenheid van jouw dienaren aan het licht gebracht. Zie, wij zijn dienaren voor mijn heer, zowel wij als ook degene, bij wie de kegelvormige beker in zijn hand gevonden is.
17 En hij zegt: Het zij verre van mij dat te doen. De man, bij wie de kegelvormige beker in zijn hand gevonden is, die zal mij tot dienaar zijn. En de overigen van jullie, gaat op in vrede naar jullie vader.

Jozef en Benjamin
Eerder heb ik al gewezen op de overeenkomst tussen Jozef en Benjamin. Beiden waren zonen van ‘Jakobs ouderdom’ (37:3,44:20), geboren uit Rachel, de vrouw die hij het meest liefhad en zij waren allebei boven de anderen geliefd door hun vader. Jozef werd door de broers verkocht als slaaf en hier wordt Benjamin tot slaaf, omdat de beker bij hem gevonden wordt. Wat echter veranderd is, is de houding van de broers. Jozef verwierpen zij en zij verkochten hem aan langs reizende kooplieden. Maar nu zien we dat ze niet zonder Benjamin hun reis vervolgen, maar met hem mee teruggaan naar Jozef. Zij hebben een verandering ondergaan.

de toekomst en geheimenissen
Jozef spreekt, net als zijn huismeester (:5), die eigenaardige woorden met betrekking tot de beker: “Wisten jullie niet, dat een man als ik voortekenen uitleg, ja, voortekenen uitleg?” Het woord voor voortekenen wordt elders vertaald met voorspellen, of in een negatieve context met waarzeggerij. Jozef zegt dat hij de toekomst kent en er voor hem niets verborgen is. Hij kent alle geheimen. Dat bepaalt ons natuurlijk bij Christus, die in Zijn leven op aarde de toekomst kende uit het woord van God en daar naar gewandeld heeft. Hij zag op de vreugde die voor Hem lag en wist van de overwinning, waar de beker een uitbeelding van is. Hij is Degene die aan ons geheimenissen bekend maakt via de apostel Paulus.

Juda
We komen nu in een zeer bijzonder gedeelte waar Juda opstaat als woordvoerder van zijn broers. Juda representeert het huis van Jakob. In vers 14 heten zij dan ook Juda en zijn broers. Bedenk hierbij dat Juda ook een hoofdrol speelde in het verkopen van Jozef (37:27-28). Juda is hier tot besef gekomen dat alles wat zij nu meemaken zo door God wordt beschikt en direct te maken heeft met het verwerpen van Jozef, zoals ook al eerder bleek (42:24): “De God heeft de verdorvenheid van jouw dienaren aan het licht gebracht”. De broers zijn tot besef gekomen dat zij onrecht hebben gedaan en vandaar dat Juda namens de broers zegt: “En waarmee kunnen wij ons rechtvaardigen?”

De belijdenis van Juda is een plaatje van de bekering van het Joodse volk dat in de toekomst zal plaatsvinden. Het woord dat in vers 16 wordt vertaald met verdorvenheid, wordt meestal weergegeven met ongerechtigheid. We vinden het ook in Jesaja 53, de profetische woorden van Israëls belijdenis in de toekomst:

Jesaja 53
6 Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons ieder naar zijn eigen weg.
Maar JAHWEH heeft de verdorvenheid van ons allen op Hem doen neerkomen.