Genesis 47:21-26 geen lotsdeel voor de priesters in het land

Heel het grondgebied van het rijk van Egypte komt onder Jozefs gezag. Het is een uitbeelding van de wereldheerschappij van de Messias, die in Zijn Koninkrijk zal regeren over alle volkeren. Alle volken zullen aan Hem onderschikt worden. Jozef heerst in gerechtigheid, zoals ook van de Messias wordt gezegd (Jes.32:1). In de volgende verzen vinden we ook de vijf weer terug, als uitbeelding van de vervulling van Gods beloften en genade.

Genesis 47
21 En het volk doet hij overbrengen tot de steden, van het ene einde van het grondgebied van Egypte tot het andere einde.
22 Maar de grond van de priesters kocht hij niet, want de priesters hadden een inzetting van Farao. En zij aten van de inzetting, die Farao hun gegeven had. Daarom verkochten zij hun grond niet.
23 En Jozef zegt tot het volk: Zie, ik heb vandaag jullie en jullie grond voor Farao gekocht. Zie, hier is zaad voor jullie, om jullie grond te bezaaien.
24 En het is van de opbrengsten dat jullie een vijfde deel aan Farao geven, en vier delen zullen voor jullie zijn tot zaad voor het veld en tot voedsel voor jullie, en voor hen die in jullie huizen zijn, en tot voedsel voor jullie kinderen.
25 En zij zeggen: Jij behoudt ons in het leven. Mogen wij genade in de ogen van mijn heer vinden; en wij zijn Farao’s dienaren.
26 En Jozef stelt het tot een statuut tot aan deze dag met betrekking tot de grond in Egypte, dat Farao daarvan een vijfde deel zou hebben; maar de grond van de priesters is alleen van hen en niet van Farao.

de priesters ontvangen geen lotsdeel in het land
Al het land in het Egyptische rijk wordt onderschikt aan Jozef. Daarvan worden de priesters uitgezonderd. Later wordt in de wet van Mozes vastgesteld dat de priesters uit de stam van Levi geen lotsdeel of erfdeel krijgen temidden van hun broeders, de Israëlieten (Deut.18:1-2; Joz.13:33). De priesters zijn een uitbeelding van de ecclesia. Zij behoren de Heer toe, maar hebben een hemelse positie en in die zin geen lotsdeel op aarde onder Israël en de volkeren, maar een lotsdeel in de hemel (Rom.8:17; Ef.1:3,10; 3:6). De ecclesia is het lichaam van Christus en is één met Hem. De ecclesia wordt dan ook niet aan Hem onderschikt en onder Zijn voeten gesteld, maar is samen met Hem gesteld over alles (Ef.1:22-23).

de priesters en de ark van het verbond
Eén van de mooiste illustraties waarin de priesters een uitbeelding zijn van de ecclesia, vinden we in Jozua 3. Daar wordt de ark van het verbond, die een uitbeelding is van Christus, gedragen door Levitische priesters (:3). God had de wateren van de Jordaan doen wijken, zodat deze droog viel en het volk kon oversteken. De priesters gaan met de ark van het verbond als eerste naar de overkant. Het door de wateren gaan, beeldt dood en opstanding uit. Eerst zou Christus die weg gaan en degenen die Hem toebehoren, de ecclesia. Het volk Israël zou de ark van het verbond en de priesters volgen op een afstand van ongeveer 2000 ellen (:4). Het is een uitbeelding van de 2000 jaren die er zouden verstrijken tussen de dood en opstanding van Christus en de bekering van Israël.