Genesis 49:13-21 Zebulon, Issaschar, Dan, Gad, Aser en Nathali

Na de ruime beschrijving van de woorden die Jakob uitspreekt over Juda en vóór de meest uitgebreide zegen voor Jozef, vinden we de woorden die Jakob uitspreekt over Zebulon, Issaschar, Dan, Gad, Aser en Nathali. Deze zijn betrekkelijk kort.

Genesis 49
13 Zebulon verblijft bij de kust van zeeën en bij een kust van schepen, met aan zijn flank Sidon.
14 Issaschar is een sterk gebeende ezel, die tussen de twee kampvuren neerligt.
15 En hij zal zien, dat de rustplaats goed is, en het land aangenaam. En hij zal zijn schouder spannen om last te dragen, en hij zal onder de dienst van dwangarbeid komen.
16 Dan zal zijn volk recht verschaffen als één van de stammen van Israël.
17 Dan zal een slang op de weg zijn, een hoornslang op het pad, die in de hielen van het paard bijt, zodat zijn berijder achterover valt.
18 Naar jouw redding, JAHWEH, strek ik mij uit!
19 Gad: een bende zal hem overvallen, maar hij zal hun hielen overvallen.
20 Aser: zijn brood zal voedzaam zijn, en hij zal koninklijke lekkernijen leveren.
21 Nahftali is een losgelaten hinde; die gepaste gezegden geeft.

Zebulon
In de toewijzing van het land, krijgt Zebulon een stuk land dat landinwaarts is gelegen. De woorden die Jakob hier uitspreekt, moeten dus een strekking hebben die verder ligt, want het gebied van Zebulon lag niet aan de zee (Joz.19:10-15). Wel lezen we later dat Zebulon een strijdbaar volk was en zich wellicht heeft uitgebreid (Rich.1,4,5,6). Feit is dat in het nieuwe testament het gebied van Zebulon wordt gesitiueerd aan de zee (Matth.4:13-15). Ook is het opvallend dat de zonen van Jakob op volgorde van geboorte worden genoemd, maar dat Zebulon eerder genoemd wordt dan Issaschar. Ze worden omgewisseld (Gen.30:18-20).

Issaschar
Issaschar wordt vergeleken met een ezel, die sterk is van gebeente: een uitbeelding van kracht (Job 40:18). Het woord dat hier vertaald is met ‘kampvuren’, wordt elders vertaald met ‘veestallen’ of ‘schaapskooi’ (Rich.5:18).

Dan
Dan betekent rechter. Sommigen zien in Dan een type van de ecclesia (1 Kor.6:2-3), wat zou verklaren dat in de opsomming van de stammen van Israël in Openbaring 7, de stam van Dan niet genoemd wordt. De ecclesia bevindt zich dan immers niet meer op aarde.

Gad, Aser en Nafthali
De woorden aan deze zonen zijn kort en blijven mijns inziens raadselachtig, zoals bij zoveel voorgaande zegeningen voor de andere zonen. De commentaren die ik er op heb nageslagen, bestaan voornamelijk uit gissingen en vertaaltechnische problemen. Veel weet men niet te zeggen over deze woorden en daar sluit ik me maar bij aan. Als er lezers zijn die er wel meer over hebben te zeggen, houd ik me aanbevolen!