Genesis 49:27-28 Benjamin

Met Benjamin komen we aan het einde van de zegeningen van Jakob aan zijn zonen. Hoewel de woorden van Jakob niet alleen zegeningen bevatten, worden ze toch zo genoemd in de volgende verzen. Benjamin neemt een belangrijke plek in onder de zonen van Jakob en toch is de zegen aan hem kort.

Genesis 49
27 Benjamin is een wolf, die in stukken scheurt; in de morgen verslindt hij zijn prooi; en tegen de avond verdeelt hij de buit.
28 Deze allen zijn de twaalf stammen van Israël, en dit is wat hun vader tot hen sprak, toen hij hen zegende. Hij zegende hen, ieder naar hun eigen zegen.

de wolf
Er zijn nogal wat vergelijkingen met dieren in de woorden van Jakob aan zijn zonen. Benjamin wordt vergeleken met een wolf. De vraag is natuurlijk of dit positief of negatief is. De wolf is een roofdier (Jes.11:6; 65:25), maar dat is de leeuw ook en de leeuw van Juda is een aanduiding van de Messias (Opb.5:5). De enige negatieve vermelding van de wolf vinden we in Joh.10:12, waar de wolf een uitbeelding is van de tegenstander die verscheurt.

heldhaftige Benjaminieten
Sommigen zeggen dat de vermelding van de wolf positief is en dat hier wordt gesproken over latere heldhaftige acties van Benjaminieten, zoals Ehud (Rich.3:15-30). Ook Deborah noemt de stam Benjamin na haar lofzang over het verslaan van Sisera (Rich.5:14). In het boek Richteren speelt de stam van Benjamin een grote rol, de naam Benjamin komt maar liefst 48 keer voor.

De meest bekende bijbelfiguur uit de stam van Benjamin (na Paulus), is waarschijnlijk Saul. Hij en zijn zoon Jonathan waren Benjaminieten. Zij worden beschreven als dappere helden (1 Kron.8:33,40; 12:2) en we vinden in 1 Sam.10-14 hun heldenacties beschreven. Maar natuurlijk dringt bij de naam Saul zich ook het aspect op, dat hij de koning was die door God aan de kant werd gezet en dat God zich een ander koningshuis verkoos uit de stam van Juda: het huis van David.