16. wat is dood? de rijke man en Lazarus (2)

In de vorige blog hebben we gezien waarom de gelijkenis van de rijke man en Lazarus geen weergave kan zijn van de toestand van de doden. Om volledig te zijn willen we ook de hele gelijkenis vers voor vers bespreken. Dat is geen overbodige luxe, omdat de strekking van deze gelijkenis maar zelden begrepen wordt.

Lukas 16
19 En er was een zeker rijk mens, en hij was gekleed in purper en linnen, en hij was dagelijks vrolijk en prachtig.

geldzuchtig
We moeten bedenken dat de Heer hier niet zomaar uit het niets een verhaal gaat vertellen, er is een aanleiding voor. De reden voor het vertellen van deze gelijkenis is dat de Farizeeën, die geldzuchtig waren, Hem hoonden (:14). Dan vertelt de Heer hen een verhaal dat gaat over een zeker rijk mens, die nu een goed leven heeft in rijkdom en pracht, maar waar het niet goed mee afloopt. De rijke mens vertegenwoordigt de Farizeeën.

purper en linnen
Purper wordt met name gebruikt in koninklijke klederen (Esth.1:6; 8:5). Linnen spreekt van priesterschap. De kleding van de priesters werd gemaakt van linnen (Ex.28:5; 39:2-5). De rijke man die gekleed was in purper en linnen staat voor Israël, dat als volk geroepen is om een koninkrijk van priesters te zijn (Ex.19:6).

20 En er was een zekere arme man, Lazarus genaamd, neergelegd bij zijn poort, met zwerende wonden.

Lazarus
Lazarus betekent: God is mijn hulp/helper. De Heer begint in Lukas 15 met het uitspreken van een reeks gelijkenissen, omdat de tollenaren en zondaren tot Hem naderden en Hij daardoor veracht werd door de Farizeeën en Schriftgeleerden. Lazarus staat voor deze gelovigen, die hun hulp van Hem verwachten. Ten diepste is Lazarus ook een type van de Heer zelf, die leefde uit geloof en in alles vertrouwde op Zijn Vader.

21 En hij begeerde verzadigd te worden met de kruimeltjes, die van de tafel van de rijke afvielen. Maar ook de honden kwamen, en likten zijn zwerende wonden af.

heidenen
Lazarus is een ‘outsider’, een buitenstaander, die geen deel heeft aan de zegeningen van de rijke, maar hij eet van de kruimels. Dit bepaalt ons natuurlijk bij de geschiedenis van de Kanaänitische vrouw, die als heiden, graag wilde eten van de kruimels van het brood (>woord) dat voor Israël bestemd was (Matth.15:26-27; Marc.7:27-28). Honden zijn een uitbeelding van de natiën. Lazarus wordt geassocieerd met heidenen, zoals de Heer zich nu bevindt onder de natiën (Kol.1:27).

22 En het gebeurde dat de arme stierf, en hij werd door de boodschappers weggebracht in de schoot van Abraham.

Dat iemand die sterft weggebracht wordt door engelen of boodschappers en dat hij in de schoot van Abraham komt, is niet iets wat door de Schrift geleerd wordt, maar komt uit Joodse overleveringen. De Heer drijft de spot met de mythen (Tit.1:14) van de Joodse leidslieden door een karikatuur neer te zetten in deze gelijkenis.

22 … En ook de rijke stierf, en hij werd begraven.

De rijke, als type van Israël, sterft. Het is een uitbeelding van het afgesneden worden van Israël. Het volk bevindt zich in het graf, onder de volkeren (Ez.37:11-13).

23 En hij sloeg in het dodenrijk zijn ogen open, en hij was in kwellende pijnen, en hij zag Abraham van veraf, en Lazarus in zijn schoot.

dodenrijk
Eerder zagen we al dat het Griekse woord dat hier vertaald is met dodenrijk (>hades), betekent: het ongeziene, het onwaarneembare. Het woord dodenrijk kan voor misverstanden zorgen, omdat het de suggestie geeft dat het een fysieke plaats is. Maar het dodenrijk is geen aanwijsbare plek, maar de dood is iets dat niet gezien of waargenomen kan worden.

sheol
In het Hebreeuws heeft het woord sheol dezelfde betekenis als het Griekse hades (vergelijk Handelingen 2:27 met Psalm16:10). Sheol is afgeleid van een woord dat vragen betekent. In Sheol is onwetendheid, want de doden weten niets (Pred.9:5). Er is in de dood geen wetenschap.

parodie
De rijke man slaat in het dodenrijk zijn ogen open en is daar in kwellende pijnen. Hij heeft echter uitzicht op de goede kant, aan de andere kant van de kloof (:26) en ziet daar Abraham en Lazarus. Wie de Schrift kent, weet dat wat hier beschreven wordt, niet de werkelijkheid is van de toestand van de doden. Door een parodie op hun eigen overleveringen te vertellen, laat de Heer zien dat de leidslieden ver afgedwaald waren van het woord van God en niet luisterden naar Mozes en de profeten.