de wegrukking: het podium van Christus

In de vorige blog besprak ik het eerste deel van 2 Korinthe 5, waar Paulus spreekt over hoe de nog levende gelovigen op het moment van de wegrukking veranderd worden, doordat zij worden overkleed met een nieuw lichaam. Maar de uiteenzetting gaat nog verder, want Paulus bespreekt hier ook een belangrijke gebeurtenis die op de wegrukking zal volgen.

2 Korinthe 5
5 Degene echter die ditzelfde uitwerkt in ons, is God, die ons het onderpand van de geest geeft.

garantie
Het is God die alles bewerkt wat Paulus hiervoor beschreef. Daar komt geen mensenhand aan te pas. En God geeft ons ook het onderpand van de geest. Wij zijn verzegeld met de heilige geest van de belofte (Ef.1:13). We hebben het waarborg en de zekerheid ontvangen dat God deze dingen gaat vervullen.

6 Wij hebben altijd moed, ook al weten wij, dat, terwijl wij thuis zijn in het lichaam, wij buitenshuis zijn ten opzichte van de Heer. 7 Want wij wandelen door geloof, niet door waarneming.

thuis?
Dit aardse lichaam is, hoewel tijdelijk, nu nog ons thuis. Zo lang wij nog in dit lichaam zijn, zijn we niet samen met de Heer (1 Thess.4:17). Toch hebben wij goede moed, want wij hebben Gods geest als onderpand ontvangen en mogen daardoor weten dat dit slechts een korte tijd is (2 Kor.4:17). Nu wandelen wij dan ook door geloof, in vertrouwen dat Hij zijn beloften vervuld. Maar straks zullen we dat geloof verwisselen voor aanschouwen en bij de wegrukking in een ondeelbaar ogenblik Hem zien en Hem ontmoeten (1 Kor.15:51-52; 1 Thess.4:17).

8  Wij hebben echter moed en wij hebben welbehagen om veeleer  buitenshuis te zijn uit het lichaam en bij de Heer thuis te zijn.
9 Daarom ook stellen wij er een eer in, hetzij thuis, hetzij buitenshuis, Hem welgevallig te zijn.

wandel
Paulus zag er veeleer (> veel meer, liever) naar uit om bij de Heer thuis te zijn en dus niet meer in dit lichaam. Maar hoe dan ook, Paulus stelde er een eer in om de Heer waardig te wandelen (Kol.1:10; 1 Thess.2:12). Want hoewel dit lichaam tijdelijk is en dit leven vergankelijk, zal ons aardse leven wel degelijk zijn uitwerking hebben op het hemelse. Dat zegt hij dan ook in het volgende vers.

10 Want wij moeten allen voor het podium van Christus verschijnen, opdat een ieder voor zichzelf als beloning zal ophalen voor dat wat hij door het lichaam verricht, hetzij goed, hetzij slecht.

geen rechterstoel
Wij zullen allen verschijnen voor het podium van Christus. De gangbare vertalingen geven dit meestal weer met “de rechterstoel van Christus”. Maar Hij zal vanaf die plek geen recht over ons spreken, wij zijn immers gerechtvaardigd (Rom.5:1).

Het Griekse woord dat vertaald is met podium, is bēmatos en dat betekent letterlijk zoveel als een opstap. In Hand.7:5 gaat het over Abraham, die hoewel in het beloofde land, daarin geen bezit had, zelfs geen voetstap.

het werk van de Heer
Bij de bēma zal beoordeeld worden wat God in ons leven heeft kunnen uitwerken. Een ieder zal zijn eigen loon in ontvangst nemen naar zijn eigen arbeid (1 Kor.3:8). Die arbeid bestaat niet uit onze werken, maar wordt bekroond naar de mate waarin wij standvastig hebben gestaan op Zijn beloften en Zijn werk. Niet ons werk, maar het werk van de Heer.

1 Korinthe 15
58 Zodat, mijn geliefde broeders, wees standvastig, onverzettelijk, altijd overvloedig in het werk van de Heer. Jullie weten, dat jullie arbeid niet voor niets is in de Heer.

Bij de bema worden wij niet geoordeeld, maar worden onze werken beoordeeld. Dan zal niets verborgen blijven en zal ook bekend zijn met welke motiven wij de dingen gedaan hebben.

1 Korinthe 4
5 Zodat: oordeel niet iets vóór de bestemde tijd, totdat de Heer komt, die ook de verborgen dingen van de duisternis aan het licht zal brengen, en die de raadslagen van de harten openbaar zal maken. En dan zal de lof van God aan een ieder komen.

goud, zilver en kostbare stenen, of: hout, hooi en stro
In 1 Korinthe 3 zegt Paulus dat wij kunnen bouwen met goud, zilver en kostbare stenen. Dat wijst op onvergankelijke zaken en op wat God tot stand brengt. Of wij kunnen bouwen met hout, hooi en stro. Dat verwijst naar dat wat de mens voortbrengt aan werken en redeneringen.

1 Korinthe 3
12 En indien iemand op dit fundament bouwt met goud en zilver, kostbare stenen, hout, gras, stro,
13 van ieder zal het werk openbaar worden. Want de dag zal het duidelijk maken, omdat het door vuur wordt onthuld. En het is het vuur, dat ieders werk zal toetsen, van welke aard het is.
14 Indien iemands werk, dat hij erop bouwt, zal blijven, dan zal hij loon in ontvangst nemen.
15 Indien iemands werk verbrand zal worden, dan zal het verbeurd worden, en zelf zal hij gered worden, maar zo, als door vuur heen.

onvergankelijk
De redding van de gelovige is hier niet in het geding (1 Kor.3:15), wij zijn verzegeld met Zijn geest (Ef.1:13). Wij zijn het ook niet zelf die beoordeeld worden, maar onze werken. Daarvan zal blijken of ze de toets kunnen doorstaan. Alles wat we in vertrouwen op Zijn werk hebben gedaan zal de toets doorstaan: goud, dat spreekt van de onvergankelijke God, zilver van de losprijs die Hij betaald heeft voor allen en kostbare stenen spreken van Zijn veelkleurige wijsheid.

vergankelijk

Hout(en delen) staat in een meervoud en zij staan voor van woorden van menselijke wijsheid (1 Kor.2:13), de zogenaamde “redeneringen van de wijzen” (1 Kor.3:20). Vernuftige constructies, maar net als hooi en stro (1 Petr.1:24) is het vergankelijk en zal het verdwijnen. In het beeld dat Paulus in 1 Korinthe 3 gebruikt, zal het verbranden: dan zal het verbeurd worden. Dat wil zeggen dat we het kwijtraken. Maar het is geen straf om dat te verliezen, ook dat is genade. Slechts wat er echt toe doet, dat is blijvend.

wij allen voor Zijn podium
Paulus  spreekt ook in Rom.14:10 over het podium van God. In dat verband gaat het erom dat wij ons niet zouden aanmeten dat de ander verantwoording aan ons schuldig is. Daarmee verheffen wij ons boven die ander en gaan als het ware op het podium zitten, de plek die alleen Hem toekomt. Maar straks zullen wij allemaal voor het podium van God gesteld worden en daarin zijn we allemaal gelijk.

erekrans
Paulus noemt zijn lezers die gelovigen waren geworden doordat hij het evangelie aan hen mocht doorgeven: mijn erekrans (Fil.4:1; 1 Thess.2:19). Daaruit blijkt dat God het werk beloond wat Hijzelf door Paulus gedaan heeft. Blijkbaar zal bij het erepodium zichtbaar zijn hoe God ons gebruikt heeft om anderen met het evangelie te bereiken. Uit hoe Paulus het zegt, blijkt dat bij de bema, de Filippenzen en Thessalonicenzen zullen fungeren als zijn erekrans. Zouden zij daar wellicht letterlijk in een kring om hem heen staan? Hoe dan ook: zij zullen voor Paulus een blijvende herinnering zijn aan zijn arbeid in de Heer (1 Kor.15:58).

Wij zullen na de wegrukking, bij de bema, met alle gelovigen voor het podium van Christus verschijnen en lof van Hem ontvangen. Dat wordt nog eens een geweldige samenkomst!