de wegrukking: samen-lot-bezitters van Christus

Romeinen 8 is een lang hoofdstuk waarin onder andere wordt gesproken over ons leven op aarde tegenover de geweldige hemelse toekomst die wij hebben (Rom.8:18). Wij hebben nu nog een vernederd en vergankelijk lichaam, maar ons lichaam zal verlost worden en wij zullen veranderd worden en een nieuw lichaam ontvangen (Rom.8:23; Fil.3:20-21).

de geest van de zoonstelling
We zagen eerder al dat als garantie hiervan, God ons Zijn geest heeft gegeven (Ef.1:13) en dat is ook waar Romeinen 8 van spreekt. We leven weliswaar in het vlees en in een sterfelijk lichaam, maar dat is slechts tijdelijk (Rom.8:11). In dit lichaam zijn we “op reis” naar onze bestemming: onze roeping is dat wij zullen worden aangesteld als zonen van God. Een zoon is een erfgenaam, of beter gezegd: een lot(sdeel)-bezitter. De roeping van de ecclesia is, dat zij als het lichaam van Christus, samen met Hem, deze hele schepping onder één Hoofd gaat samenbrengen (Ef.1:10). Geplaatst worden in die positie, heet in Romeinen 8: aangesteld worden tot zonen of korter gezegd: zoonstelling.

Maar ook al zijn we nu nog in het vlees, Gods geest leidt ons. En die geest wordt in Romeinen 8 genoemd: de geest van de aanstelling tot zonen. Als toekomstige zonen van God, leidt Hij ons door Zijn geest naar die lotsbestemming.

Romeinen 8
15 Want jullie namen niet een geest van slavernij in ontvangst tot vrees, maar jullie namen de geest van de zoonstelling in ontvangst, in welke wij roepen: Abba! Vader!

Die wandel of reis naar onze geweldige toekomst, doen wij niet vanuit het vlees, vanuit onszelf, het is God die ons daarin leidt door Zijn geest.

16 De geest zelf getuigt samen met onze geest, dat wij kinderen van God zijn.

Zijn woord
Dat de geest getuigt, laat ons zien dat Gods geest ook Zijn woord is (Joh.6:63). God spreekt tot ons door Zijn woord. En wanneer wij instemmen met dat woord, getuigt onze geest samen met Gods geest.

17 En indien kinderen, dan ook lot-bezitters: lot-bezitters van God, en samen-lot-bezitters van Christus; wanneer wij namelijk samen lijden, is dat, opdat wij ook samen verheerlijkt zullen worden.

lot-bezitters
Nu zijn wij nog kinderen, maar straks zullen wij ook lot-bezitters van God zijn. Lotbezitters ontvangen een lotsdeel. Wij delen in het bezit van de Vader! Dat het een lot-bezit is, wil zeggen dat het ons toevalt, het is ons lot, Hij heeft dat zo bepaald. Het volk Israël ontving het land Kanaän en dat werd onder de stammen verdeeld werd door het lot te werpen (Joz.18:10; Hand.13:19). Zo ontvingen alle stammen hun lotsdeel van het land.
Een lot-bezitter of zoon is zoveel meer dan een kind. Een kind is verwekt door de Vader, een zoon deelt in het bezit van de Vader!

samen-lot-bezitters
We zijn lot-bezitters van God. Maar de zin in vers 17 gaat verder en vertelt ons ook wat wij precies ontvangen. We zijn samen-lot-bezitters van Christus. Dat betekent dat wij samen met Hem ontvangen en alles wat Hij ontvangt, ook ons deel is! En aan Hem is het al gegeven, zowel wat in de hemelen is, als wat op de aarde is (Ef.1:10). Nu lijden wij nog en is deze heerlijke positie een verborgen positie. Christus is verborgen en miskend door de wereld en zo zijn wij dat ook, maar dat zal veranderen.

Kolossenzen 3
1 Indien jullie dan samen met Christus opgewekt werden, zoek de dingen, die boven zijn, waar Christus is, die aan de rechterhand van God zit. Wees de dingen gezind, die boven zijn, niet de dingen op de aarde.
3 Want jullie stierven, en jullie leven is verborgen, samen met Christus, in God.
4 Wanneer Christus geopenbaard wordt, die ons leven is, dan zullen ook jullie samen met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid.

geopenbaard in heerlijkheid
Nu is het leven dat wij al hebben ontvangen nog verborgen, net als Hij verborgen is, in de hemel. En daarom zoeken we de dingen die boven zijn, waar Hij is. Maar hier vinden we de belofte dat als Hij geopenbaard wordt, wij samen met Hem geopenbaard zullen worden. Daarvoor zullen we Hem tegemoet gaan bij de wegrukking, om met Hem te kunnen verschijnen in heerlijkheid. Dus als de Heer verschijnt aan Israël (en later aan de volkeren) en daarmee geopenbaard wordt (Zach.14:4), zullen wij daarbij zijn!